Nieuw in aangifte over 2018

Een rondreis met de auto door Zuid-Engeland-Cornwall
1 april 2019
De mooiste Incento treinreizen ter wereld
3 mei 2019

Eigen woning

De bijtelling voor je eigen woning, het eigenwoningforfait, is voor de meeste woningen 0,05%-punt gedaald. Gunstig dus. Je moet over 2018 0,70% van de WOZ-waarde bij je inkomen tellen en daarover belasting betalen.

Voorbeeld
Heb je een woning van €350.000 dan wordt er €175 minder bij je inkomen opgeteld dan vorig jaar. Ligt je inkomen tussen €34.000 en €68.500 dan betaal je hierdoor €71 minder belasting.

Aftrek bij hoge inkomens

Heb je een eigen woning en een inkomen vanaf €68.507? Dan krijg je in de aangifte over 2018 nog maar 49,5% van de aftrekbare kosten terug van de fiscus. Over 2017 was dat nog 50%.

Restschuld

Heb je in 2018 een eigen woning verkocht waarbij de opbrengst van de woning lager was dan de schuld daarvoor (je eigenwoningschuld)? Dan heb je een restschuld. Sluit je een lening af om de restschuld te betalen, dan mag je de rente die je daarover betaalt niet in de aangifte aftrekken. Rente over een restschuld bij verkoop van de eigen woning na 28 oktober 2012 en vóór 1 januari 2018, is nog wel aftrekbaar in de aangifte (tot 15 jaar na die verkoop).

Spaargeld, beleggingen en ander bezit

De belasting over vermogen is in de aangifte over 2018 voor velen een stuk lager dan in 2017. Met name voor vermogens tot 1 miljoen. Dat komt doordat het heffingsvrije vermogen flink is verhoogd en de tarieven voor vermogen tot 1 miljoen juist zijn verlaagd.

Sinds 1 januari 2017 is er een nieuw systeem om de belasting over je vermogen te berekenen. Sindsdien betaalt niet iedereen meer 1,2% belasting over het vermogen.

Het nieuwe systeem is vrij ingewikkeld, maar het aangifteprogramma rekent het gelukkig automatisch voor je uit. Omdat dit systeem nog niet bij iedereen bekend is – en een goed begrip van dit systeem met name bij stellen belastingvoordeel op kan leveren – leggen we de hoofdlijn hier uit. De grootste wijziging is dat hoe hoger je vermogen is, hoe hoger je belastingtarief is. Stellen met veel vermogen kunnen het vermogen in de aangifte in het verdeelscherm dus meestal het best over beiden verdelen.

Belastingvrij spaargeld en 3 schijven

Even wat cijfertjes op een rij. De belastingheffing werkt sinds 2017 met een heffingsvrij vermogen en 3 schijven. Het komt erop neer dat in 2018 de eerste €30.000 aan belast vermogen (zoals spaargeld, beleggingen of een tweede huis) per persoon altijd belastingvrij is. Dat belastingvrije bezit heet het heffingsvrij vermogen en is €5000 meer dan in de vorige aangifte. Partners hebben samen een gezamenlijk belastingvrij bedrag van €60.000. Dat betekent dat je ook geen belasting betaalt over een vermogen tot €60.000 als je het héle vermogen aan 1 van de 2 toedeelt in de aangifte.

Boven het heffingsvrije vermogen bepaalt de fiscus het fictieve rendement met behulp van schijven. Het komt erop neer dat met een belast vermogen tot €70.800, 2,02% daarvan als verondersteld rendement (de fiscus noemt het ‘inkomen’) belast wordt. In 2017 was dit nog 2,87%. Tussen €70.800 en €978.000 is dat 4,33% (was 4,6% in 2017) en boven de €978.000 is dat 5,38% (was 5,39% in 2017). Over het box 3-inkomen betaal je vervolgens nog steeds 30% belasting.

Tot en met 2016 ging de fiscus uit van 4% rendement over het hele belaste vermogen en 30% belasting daarover: zo betaalde je uiteindelijk altijd 1,2% belasting over je vermogen boven het heffingsvrije vermogen.

Heffingskortingen

Aan het eind van de aangifte wordt van de belasting die tot dan toe is berekend nog een bedrag afgetrokken. Die korting op de te betalen belasting is een optelsom van alle zogenoemde ‘heffingskortingen’. Er zijn een heleboel heffingskortingen. Op basis van de gegevens die je hebt ingevuld in het aangifteprogramma, wordt voor jouw situatie bepaald welke heffingskortingen je krijgt.

Iedere extra euro heffingskorting, betekent een besparing op de netto belasting van precies €1. De bedragen van de heffingskortingen zijn in de aangifte over 2018 net even wat anders dan het jaar daarvoor. Zo is de ouderenkorting voor lagere inkomens hoger geworden, namelijk €1418. Dit betekent dat je €126 meer belasting kunt terugkrijgen als je inkomen niet hoger is dan €36.346. En de werkbonus is vervallen per 1 januari 2018. Deze heffingskorting gold in 2017 nog voor wie geboren was in 1953 en een arbeidsinkomen had tussen €17.000 en €33.700.

Belastingrente

Wie voor 1 april zijn aangifte inkomstenbelasting heeft ingediend, krijgt gegarandeerd voor 1 juli bericht van de Belastingdienst. Maar een aangifte die voor 1 mei is ingediend is ook nog op tijd en daarvoor doet de fiscus zijn uiterste best om je ook voor 1 juli te berichten. Krijg je toch pas na 1 juli bericht, terwijl je wel op tijd aangifte hebt gedaan? Dan staat dit jaar nieuw in de wet dat de fiscus geen belastingrente (4%) meer rekent als je een correcte aangifte hebt ingediend. Wijkt de Belastingdienst af van je aangifte, dan kan het zijn dat je toch rente moet betalen. Dit is ook zo als je pas na 1 mei aangifte doet.